Paard (gebruik geen rolmaat, maar een touwtje of meetlint):A - Kopstuk. Bitloos: meet de afstand vanaf waar de neusriem ligt, over het hoofd achter de oren naar de neusriem aan de andere kant van het hoofd.
Voor een hoofdstel met bit, meet vanaf de bitring aan de ene kant naar de bitring aan de andere kant. B - Neusriem. Meet neusomvang waar de neusriem normaliter ligt, strak om de neus gemeten zonder extra ruimte. C - Keelriem. Meet, rond de keel waar de keelriem ligt, over de nek achter de oren, de gewenste lengte op, of meet een oude keelriem op. Meet dan vanaf het gespje totaan het einde van de riem, dus de totale lengte. D - Frontriem. Meet de afstand tussen de bakstukken van het hoofdstel, zonder de lussen waar het hoofdstel doorgaat. Of meet een goed passende, bestaande frontriem op, plat liggend gemeten, zonder de lussen. |
Hond (gebruik geen rolmaat, maar een touwtje of meetlint):
Opmeten voor een sliphalsband: A = grootste omvang van de kop. B = kleinste maat, meestal vlak achter de schedel. C = plaats waar de halsband normaliter gedragen wordt, normaliter halfweg de nek van de hond. De werkelijke maat van de halsband wordt bepaald door A en C, A is de wijdte die de halsband minstens moet hebben. Deze maat en maat B bepaalt de correcte maat van de lus van de sliphalsband. |